Afgestudeerde hbo’ers van hoog niveau, meer differentiatie in het onderwijs en het studiesucces omhoog. Vernieuwend onderwijs met meer aandacht voor digitalisering, internationalisering en de rol van de docent. En uitbouw van het praktijkgericht onderzoek voor versterking van het onderwijs en de innovatiekracht van het werkveld. Dat zijn in een notendop enkele ambities van de Vereniging Hogescholen voor de komende tien jaar. Gisteren presenteerde Thom de Graaf de strategische visie “#hbo2025: Wendbaar & Weerbaar” en bood het eerste exemplaar aan aan minister Bussemaker van Onderwijs.
Naast substantieel extra geld in de eerste en tweede geldstroom voor praktijkgericht onderzoek als voorwaarde voor succes van de ambities, benoemde Thom de Graaf ook nadrukkelijk een opdracht van de hogescholen zelf. “Om de ambities waar te maken, hebben we lerende hogescholen nodig die geworteld zijn in hun omgeving. Zowel naar binnen als naar buiten. Samenwerking is cruciaal”, aldus de voorzitter van de hogescholen. “Een andere belangrijke voorwaarde voor succes”, vervolgde Thom de Graaf, “is een stelsel dat ruimte biedt aan hogescholen. Daarvoor moet de overheid los durven laten.” In haar reactie reageerde de minister hier als volgt op: “De sector zal daarvoor moeten tonen dat ze de regie nemen. Totdat dat het nieuwe adagium is, wil ik samenwerken en kijken waar het wel en niet kan.”
Naast de minister waren samenwerkingspartners van de hogescholen en Tweede Kamerleden uitgenodigd bij de presentatie, om ook te reageren. Er waren felicitaties voor de visie, instemming voor de titel “#hbo2025: Wendbaar & Weerbaar” en tevredenheid over het compacte formaat van de publicatie. “Het past precies in mijn handtas”, zegt de minister verheugd. De reacties waren van diverse aard.
Minister Jet Bussemaker herkent veel in de opdracht en de uitdagingen die de hogescholen de komende tien jaar voor zichzelf zien. De grote diversiteit van instromende studenten in goede banen leiden, de onderwijskwaliteit hoog houden en samenwerken met een wereld en beroepen die steeds sneller veranderen. Volgens de minister vraagt dat om instellingen die responsief zijn, die in contact staan met de buitenwereld, die studenten individuele feedback geven en die studenten ook motiveren en uitdagen. De minister prijst de hogescholen voor het vasthouden aan de onderwijskwaliteit ongeacht de spanning die dat geeft op het studierendement (trilemma). “Studiesucces is geen doel op zich, het is een gevolg van goed onderwijs. Dit vraagt veel van studenten maar ook van instellingen. Het is een wederkerigheid”.
Aart Claassens, ISO, reageert met: “Mooie uitdagingen.” Als belangrijkst aandachtspunt voor de komende jaren noemt bij de diversiteit van de instoom in het hbo. “Hoe kunnen de instellingen instromende studenten beter faciliteren zodat iedereen zich kan ontwikkelen?” Een andere uitdaging die bij noemt is de onderwijskwaliteit versterken. Om deze uitdagingen op te pakken, noemt hij: “Samenwerking met de andere onderwijssectoren essentieel.”
De uitdaging die Thom Hoven van de LSVb ziet, zit ‘m vooral in het opleiden van studenten voor toekomstige beroepen die nu nog onbekend zijn. “Het is belangrijk om in te zetten op 21st century skills en flexibiliteit voor een veranderende arbeidsmarkt waar de kennis van vandaag wellicht morgen is achterhaald.” Hogescholen moeten volgens hem inzetten op de onderwijskwaliteit en meer studiebegeleiding. Het aantal studenten dat uitvalt, noemt hij zorgelijk.
Hanneke Berben, voorzitter CvB bij het ROC Nijmegen en bestuurslid van de MBO Raad, vindt dat naast Wendbaar- en Weerbaarheidheid ook vakmanschap een belangrijke rol moet spelen bij de hogescholen. “De taal van de professionals moet je verstaan”. Daarnaast noemt ze de aansluiting in de beroepskolommen een relevant aandachtspunt voor de toekomst. “De associate degrees opleidingen worden belangrijker om aan te bieden. De MBO Raad werkt hierbij graag met de vereniging samen”.
“Het is belangrijk om het papier in de tas van de minister, daadwerkelijk te realiseren”, dat zegt Paul Rosenmöller voorzitter van de VO-raad. De VO-raad wil leerlingen zo breed mogelijk opleiden met meer flexibiliteit die recht doet aan hun talenten. Rosenmöller vindt het belangrijk dat het stelsel ruimte biedt aan hogescholen en het voortgezet onderwijs dat tevens goed op elkaar is afgestemd. De voorzitter van de VO-raad verwijst hierbij naar de hbo-lerarenopleidingen. “De toekomstige docenten in het voortgezet onderwijs hebben nieuwe competenties en vaardigheden nodig die aansluiten bij de plannen voor meer diploma’s op maat in het vo.” Maar hij verwijst ook naar de doorstroom van vo naar hbo: “Overgangen in het onderwijs zijn kwetsbaar, het is dus belangrijk om het vervolgonderwijs goed te laten aansluiten. Regionale samenwerking is daarom belangrijk.”
Karl Dittrich van de VSNU begint met een compliment naar de hogescholen. “De ambitieuze agenda ‘Kwaliteit als opdracht’ uit 2009 hebben de hogescholen waargemaakt, mooi dat er nu weer nieuwe ambities zijn.” Als zorg noemt Dittrich het trilemma, de spanning die bestaat tussen de diversiteit van de instroom in het hbo, een hoge onderwijskwaliteit en de ambities voor meer studiesucces. Op de vraag waar hogescholen en universiteiten meer kunnen samenwerken, antwoordt hij: “1. We zijn complementair en we kunnen gezamenlijk het gat van de kennis opvullen. 2. In de doorstroom en 3. We zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de opleidingen van leraren. Dat is belangrijk voor een goede basis in het onderwijs. Hoer kunnen we hierin optrekken, daarover zullen we in overleg.”
Een betere aansluiting tussen hbo en wo, is wat Alexander Rinnooy Kan, voorzitter van de Nationale Wetenschapsagenda, noemt als belangrijke uitdaging uit de visie van de Vereniging hogescholen. “Mijn dochter wilde tegelijkertijd een studie aan het hbo en het wo volgen en dat werd, op zijn zachts gezegd, door beide instellingen niet aangemoedigd. Dat moet beter”. Daarnaast wijst hij in zijn reactie, op meer samenwerking en op de gedifferentieerde rol voor hbo en wo in onderzoek. “Het hbo-onderzoek is heel bruikbaar voor het midden en klein bedrijf. In de Nationale Wetenschapsagenda zal die rol ook zichtbaar worden.”
“Nieuwe vaardigheden zijn van belang voor studenten maar ook voor docenten”, zegt Tweede Kamerlid Michel Rog, woordvoerder onderwijs van het CDA. Hij verwijst hierbij naar een recent werkbezoek van hem waarbij hij vernam dat docenten geen gebruik maakten van het Digibord, een digitaal schoolbord. “Docenten maken het onderwijs, docentenopleidingen zijn daarom belangrijk”. Rog is blij met de ambitie voor meer associate degree-opleidingen. “Het huidige stelsel heeft hiaten. Als aankomend studenten het niveau van de bachelor niet aankunnen dan is een associate degree een prima opleiding. Wel moeten dit goed worden uitgewerkt.”
Tweede Kamerlid Roelof Bisschop, woordvoerder onderwijs van de SGP, benadrukt het belang van een visie vanuit de sector zelf. Daarnaast is hij blij dat hij, voor zover hij het zag, één keer het woord “moreel kompas” tegenkwam in de visie. “Aandacht voor ethiek, een moreel kompas, is belangrijk om studenten mee te geven voor welke beroepsgroep je ook wordt opgeleid.”
Aan het eind van de bijeenkomst werd de minister gevraagd wat de sector kan doen voor docenten. “Het beroep van leraar is belangrijk voor de opleidingen van de toekomst en voor de onderwijskwaliteit. De cao van het hbo biedt prima ruimte voor individuele ontwikkeling van docenten. Maar ik pleit ook voor meer samenwerking. Kijk wat vaker over de muur van elkaars klas maar ook van elkaars beroepsgroepen.“
Tot slot vraagt Thom de Graaf de minister om de visie niet alleen in haar tas te laten zitten maar deze ook regelmatig te lezen en zich te laten inspireren voor haar strategische visie die deze zomer wordt verwacht.