Het beeld bestaat in onze samenleving dat het hoger onderwijs massaal wordt bevolkt door buitenlandse studenten en het Engels eerder de norm is dan de uitzondering in het onderwijs dat daar wordt geboden. Het gevolg: overvolle collegezalen en een extra woningtekort. En veel van die buitenlandse studenten zouden weer vertrekken zodra zij hun Nederlandse diploma binnen hebben.
Hogescholen voelen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in deze ten volle, laten we daar geen misverstand over bestaan. Het is daarbij belangrijk dat we in ons land met elkaar maatwerk leveren. We moeten voorkomen dat het kabinet met de voorgenomen maatregelen in het kader van de internationalisering in het hoger onderwijs met een kanon op een mug schiet.
Laten we daarom ook goed naar de feiten kijken in het hoger beroepsonderwijs (hbo). In het hbo was het aandeel buitenlandse studenten al beperkt tot slechts acht procent. Uit de nieuwste instroomcijfers die wij onlangs hebben gepubliceerd, blijkt dat aantal relatief snel verder is gedaald.
Hogescholen zijn in ons land nauw verweven met de arbeidsmarkt, met name het midden- en kleinbedrijf in alle regio’s. De publieke en private sector staan te springen om de professionele beroepskrachten die het hbo opleidt.
Dankzij een constante ‘feedbackloop’ van praktijkgericht onderzoek en stages is het hbo haarfijn afgesteld op de arbeidsmarkt. Bijna negen van de tien afgestudeerde hbo’ers vindt dan ook direct een baan. Daarbij is niet het Engels, maar het Nederlands de norm op het hbo. 92 procent van alle opleidingen in het hbo kan in het Nederlands worden gevolgd. Daar waar opleidingen in het Engels worden aangeboden, heeft dat te maken het de internationale context van het beroep.
Nederland is een exportland. Afgestudeerden die komen te werken in een internationale context, moeten daarom al tijdens hun bachelor voldoende talenkennis opdoen. Dit geldt voor bijvoorbeeld de luchtvaart, hotels en het internationale zakenleven. Bij opleidingen in die sectoren is het waardevol studenten veel gelegenheid te bieden goed te worden in minstens het Engels, en soepel te kunnen omgaan met klanten en partners in andere landen.
Hogescholen voeren ‘zelfregie’ op de toelating van buitenlandse studenten. Zij hebben op sectorniveau bindende afspraken gemaakt om het aantal buitenlandse studenten in de toekomst beperkt te houden. Zij werven alleen nog voor tekortsectoren, zoals de gezondheidszorg en de techniek en maken lokaal afspraken over eventuele kamertekorten. Doordat hogescholen naast het reguliere onderwijs investeren in onder andere lessen Nederlands en sollicitatietraining bij Nederlandse werkgevers voor buitenlandse studenten is de blijfkans behoorlijk goed te noemen. Een jaar na het afstuderen is 43% nog steeds in Nederland, waarbij het hbo het bovengemiddeld goed doet.
Het tekort aan personeel is de belangrijkste groeibelemmering in het mkb, van oudsher onze banenmotor. Vorig jaar had meer dan de helft van de mkb-bedrijven moeite met het aantrekken en behouden van gekwalificeerde kandidaten en het ziet er niet naar uit dat dat snel beter wordt. De verwachting is dat de beschikbare beroepsbevolking de komende decennia niet of nauwelijks zal groeien.
Het is dus alle hens aan dek. De maatregelen van het kabinet om het aantal buitenlandse studenten en het Engels terug te dringen in het hbo spannen het paard achter de wagen. Het kabinet wil op korte termijn miljoenen bezuinigen, maar daarmee lijden de schatkist en onze economie op langere termijn een veel grotere schade. Wij dringen er daarom – in navolging van de Raad van State – op aan om het hbo hierin te ontzien. In het belang van ons hoger beroepsonderwijs, onze arbeidsmarkt en de BV Nederland.
Maurice Limmen, voorzitter Vereniging Hogescholen