Werken aan eerlijke kansen, toegankelijkheid en studiesucces is voor hogescholen een blijvende opdracht die ze graag samen met hun regionale partners oppakken. Maar de hogescholen zijn beducht voor nieuwe regelgeving omdat die vanwege de daarmee gepaard gaande bureaucratie vaak contraproductief uitpakt. Een voorbeeld daarvan vormt het voornemen om iedere numerus fixus aanvraag in de toekomst vooraf te gaan toetsen. Maurice Limmen, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, wijst op het zeer beperkte aantal numerus fixusopleidingen dat is gedaald van 125 in 2016/17 naar slechts 41 in 2019/20. “Voorkom dus bureaucratie en geef hogescholen het vertrouwen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Hogescholen maken alleen de keuze een numerus fixus op te leggen als dat echt noodzakelijk is”, aldus Maurice Limmen.
Vandaag debatteert de Tweede Kamer over de brief kansengelijkheid en toegankelijkheid van de minister van OCW waarin zij uiteen zet welke maatregelen zij gaat nemen om de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te waarborgen en om de kansengelijkheid in het hoger onderwijs verder te stimuleren. De aandacht die de minister geeft aan de thema’s kansengelijkheid, toegankelijkheid en studentenwelzijn bevestigt de maatschappelijke opdracht van het hbo en de waarde daarvan. Dat de minister tevens werk wil maken van een nieuwe visie op studiesucces sluit aan bij de wens van de hogescholen. De huidige blik op studiesucces is te nauw en te veel rendement georiënteerd. Maar dat de minister bureaucratische maatregelen voorstelt voor de numerus fixus gaat de hogescholen echt te ver.
Geen noodzaak tot maatregelen tegen numerus fixus
In het sectorakkoord hebben de hogescholen aangegeven dat het voor het borgen van de toegankelijkheid van belang is dat er zo min mogelijk drempels worden opgeworpen om door te kunnen stromen naar en in het hoger onderwijs, in het bijzonder bij opleidingen waar tekorten worden verwacht (in de sectoren techniek, onderwijs, en de zorg). Dat betekent dat hogescholen kritisch bezien of capaciteitsbeperking (numerus fixus) wenselijk en noodzakelijk is. Vanzelfsprekend willen de hogescholen, net als de minister van OCW, zo min mogelijk opleidingen met een numerus fixus. Het aantal fixus opleidingen is in het hbo de afgelopen jaren met twee derde afgenomen (van 125 in 2016/17 naar 41 in 2019/20), dus ontbreekt iedere noodzaak hogescholen vooraf te gaan controleren bij een voorgenomen besluit om een fixus te hanteren. Daarbij zijn de hogescholen beducht voor de extra bureaucratie van nieuwe controles. Hogescholen begrijpen dat de minister uitvoering wil geven aan de regeerakkoordpassage over de numerus fixus. Een controle achteraf, op een kennelijk onredelijke fixus of een fixus die wordt ingesteld op oneigenlijke gronden, zou wat hogescholen betreft een betere invulling zijn van het regeerakkoord.
Hogescholen hebben er dan ook geen bezwaar tegen om het instellen van een numerus fixus goed te onderbouwen en daarover het gesprek aan te gaan, maar hogescholen zien niet de noodzaak voor extra bureaucratische maatregelen om het instellen van een numerus fixus te blokkeren.
Definitie numerus fixus:
“Als voor een opleiding een numerus fixus bestaat wordt slechts een beperkt aantal studenten tot die opleiding toegelaten. De Latijnse term staat voor vastgesteld aantal.“