Het overgrote deel van beginnende docenten in het basisonderwijs is zeer tevreden over zowel de pedagogische-didactische vaardigheden als de vakkennis die ze op de pabo hebben geleerd. De tevredenheid geldt ook voor de schoolleiders en inspecteurs primair onderwijs van de onderwijsinspectie, die lessen van pas afgestudeerden hebben bezocht. Dit blijkt uit een vandaag gepresenteerd representatief onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs, waarin beginnende leraren terugkijken op hun opleiding. “Een uitkomst die een groot compliment richting pabo’s rechtvaardigt”, zegt Thom de Graaf, voorzitter Vereniging Hogescholen.
Tevreden
Hoe beoordelen stakeholders in het primaire onderwijs de kwaliteit van de pabo’s, in het bijzonder ten aanzien van de voorbereiding op de praktijk (pedagogische-didactische vaardigheden) en het niveau van vakkennis? Die centrale vraag werd allereerst voorgelegd aan beginnende leraren die maximaal drie jaar geleden zijn afgestudeerd. 90 % van de afgestudeerden zegt tevreden te zijn over de basale pedagogische-didactische vaardigheden. De respondenten zeggen geleerd te hebben om duidelijke lesdoelen te stellen, gevarieerde en passende lessenseries te ontwerpen, voor een ordentelijk verloop in de les te zorgen, een veilig pedagogisch klimaat te scheppen en leerlingen duidelijk te maken welk gedrag ze verwachten. Het eigen oordeel wordt ondersteund door wat afgestudeerden in de praktijk laten zien. Inspecteurs van de onderwijsinspectie woonden hiervoor lessen bij. Respectievelijk 82% en 87 % van de lessen werden op de indicatoren ‘taakgerichte werksfeer’ en ‘leerlingen zijn actief betrokken’ als voldoende beoordeeld. Ook schoolleiders zijn, zij het iets minder, positief: 70 % van hen is tevreden over de toerusting van de pabo’s op deze pedagogische-didactische vaardigheden.
Voldoende toegerust
Eveneens een zeer ruime meerderheid van de jonge docenten, zo’n 75-80 %, is tevreden over de vakkennis en –didactiek op de belangrijkste vakken rekenen/wiskunde en Nederlandse taal. Een iets kleiner deel, circa twee-derde tot driekwart, vindt dat hij ook goed heeft geleerd om die vakken goed uit te leggen. Ook over de meeste andere vakken, als bijvoorbeeld aardrijkskunde en geschiedenis, is men tevreden. Ook hier wordt de tevredenheid van de jonge pabo alumni gedeeld door de schoolleiders. Tweederde van hen vindt dat beginnende leraren voldoende zijn toegerust met vakkennis van Nederlands en wiskunde/rekenen.
Engelse taal
Niet alles scoort zo positief. De jonge docenten geven aan minder tevreden te zijn over de vakkennis van de Engelse taal en, in mindere mate, over cultuureducatie en burgerschap. Een kwart tot een derde geeft aan deze vakken onvoldoende te beheersen om over te kunnen dragen. Ook schoolleiders zijn kritischer waar het over deze vakken gaat. Ondanks deze kritiek zien schoolleiders wel grote verbeteringen over de gehele linie. Een op de drie schoolleiders vindt dat de vakkennis van beginnende leraren de afgelopen drie jaar is verbeterd, slechts 14 % vindt dat niet. Ondanks de hoge tevredenheid op pedagogisch-didactisch vlak geven jonge leraren aan dat de pabo-opleiding ook op dit vlak op onderdelen beter moet. Vooral op het terrein van differentiatievaardigheden: het systematisch volgen van leerlingen, de lessen kunnen aanpassen aan voorsprong of achterstand van leerlingen en het bieden van maatwerk aan leerlingen, is ruimte voor verbetering. Gevraagd naar het overkoepelend oordeel over de opleiding geeft 80% van de jonge docenten aan de pabo aan te bevelen bij anderen, 20 % zou dat niet doen.
Alumnibeleid
In haar conclusie zegt de Inspectie voor het Onderwijs dat het startbekwaam maken van aankomende docenten basisonderwijs een belangrijke taak is voor de pabo, maar dat een leraar niet ‘af’ is bij het verlaten van de opleiding. Een goede opleiding is een belangrijk startpunt, maar het is niet genoeg: een startbekwame leraar ontwikkelt zich, breidt zijn kennis en vaardigheden uit. De Inspectie stelt dat voor het verder professionaliseren een belangrijke rol is weggelegd voor de werkgevers, de scholen. Pabo’s hebben volgens de Inspectie een rol in de verdere professionalisering. Om goed zicht te krijgen pleit de Inspectie voor een goed alumni-beleid van pabo’s. Want goed contact met afgestudeerden maakt helder wat deze groep nodig heeft aan verdere scholing en begeleiding. Dit is volgens het rapport niet alleen van belang voor de kwaliteit van de eigen pabo, maar ook voor de vormgeving van de verdere professionalisering.
Vruchten
“De Vereniging Hogescholen”, zegt voorzitter Thom de Graaf, “is zeer te spreken over de uitkomsten van het rapport. De inspanningen van de afgelopen jaren om het vakinhoudelijke niveau van docenten te verhogen, denk aan de invoering van kennisbasis voor alle vakken en de verplichte landelijke kennistoetsen voor Nederlandse taal en rekenen/wiskunde, en de structurele aandacht voor pedagogische-didactische vaardigheden werpen nu hun vruchten af. Wij onderkennen het belang van verdere professionalisering na de opleiding. De pabo’s zijn bij uitstek de instituten die dat goed kunnen verzorgen. Zij kennen immers hun oud-leerlingen het beste. Een goed alumni-beleid kan daarbij zeer behulpzaam zijn.”