Begin 2017 heeft de commissie Pijlman haar advies rond kwaliteit van praktijkgericht onderzoek en het lectoraat heeft opgeleverd. Hierin werd aangegeven dat een op onderzoek gericht HRM-beleid een succesfactor is voor de kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek.
Werkgroep functieprofielen onderzoek
Naar aanleiding van het advies heeft de Algemene Ledenvergadering (AV) van de Vereniging Hogescholen opdracht gegeven om een vervolgwerkgroep op te richten die zich richt op de functieprofielen onderzoek en daarover een advies uitbrengt. Deze bestaat uit de werkgroepleden: Joep Houterman (voorzitter, Fontys Hogeschool), Petra Oden (Hanzehogeschool Groningen), Marcel de Haas (De Haagse Hogeschool), Aida Tunovic (Hogeschool Rotterdam), Karen Smits (Hogeschool Rotterdam) en Trinh Ngo (secretaris, Vereniging Hogescholen). Jacomine Ravensbergen (Avans Hogeschool) is na overleg met de BCA aan de werkgroep toegevoegd. Tot de zomer van 2018 was Angelien Sanderman (Hogeschool Rotterdam) de voorzitter van de werkgroep en Titia Bredée nam deel als bestuurder (van Hogeschool iPabo). In verband met nieuwe functies nemen zij niet meer deel aan de werkgroep.
Uitgangspunten en opdracht
Het eerste uitgangspunt voor de werkgroep is het advies van de commissie Pijlman: Een helder functiehuis helpt de sector bij het beter positioneren van het praktijkgericht onderzoek, omdat de buitenwereld ook behoefte heeft aan meer herkenbaarheid en transparantie. Dit draagt bij aan de verdere ontwikkeling en de kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek. Het tweede uitgangspunt is dat hogescholen zelf verantwoordelijk zijn voor hun functiehuis onderwijs en onderzoek. Het functiehuis van hogescholen kan niet los worden gezien van de cao-hbo en aanverwante arbeidsvoorwaardelijke aspecten. De cao biedt ruimte voor lokaal maatwerk en lokale verschillen tussen instellingen. Deze twee uitgangspunten zorgen ervoor dat het advies ingekaderd wordt.
Er wordt advies uitgebracht over de relevante onderzoeksfuncties in het hbo, met name de functie van de lector, om de totstandkoming van een eenduidige en consistente verzameling onderzoeksfuncties te bevorderen ten behoeve van de kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek. Hogescholen kunnen dit advies gebruiken bij het inrichten van hun (toekomstige) onderzoeksfuncties, waarbij ruimte blijft bestaan voor lokaal maatwerk. In deze notitie wordt allereerst inzichtelijk gemaakt wat de stand van zaken is ten aanzien van de lectoren: de gehanteerde schalen en de overeenkomsten die er tussen hogescholen zijn. Vervolgens wordt het ‘standaard’ profiel van de lector beschreven met de overwegingen die ten goede kunnen komen aan de eenduidigheid en herkenbaarheid van de functie. Tenslotte worden de elementen beschreven die een rol kunnen spelen bij het overwegen van de zwaarte van de functie van de lector. Het is afhankelijk van het beleid van de hogeschool in hoeverre de elementen op instellingsniveau een rol spelen en vervolgens aan de functiewaardeerders om de elementen in te passen in het gehanteerde functiewaarderingssysteem. Er wordt tenslotte ook een advies voor een vervolgopdracht gegeven voor de overige onderzoeksfuncties.