In 2018 tekende de minister van OCW een sectorakkoord, waarin is vastgelegd hoe de inzet van de studievoorschotmiddelen zal verlopen. De middelen worden geïnvesteerd in de onderwijskwaliteit via de gemaakte kwaliteitsafspraken. Deze hebben betrekking op het gehele bekostigde hoger beroepsonderwijs (hbo) en wetenschappelijk onderwijs (wo) en gelden voor de periode 2019 tot en met 2024.
In het sectorakkoord zijn zes thema’s opgenomen waaraan de kwaliteitsbekostiging besteed kan worden:
- Intensiever en kleinschalig onderwijs
- Meer en betere begeleiding studenten
- Studiesucces
- Onderwijsdifferentiatie
- Passende en goede onderwijsfaciliteiten
- Verdere professionalisering van docenten
De instellingen vertalen deze thema’s op lokaal niveau in concrete maatregelen en beleid. Dit doen ze samen met studenten, docenten, relevante externe belanghebbenden (bedrijven, maatschappelijke organisaties, andere onderwijsinstellingen, regionale overheden), bestuurders, medezeggenschap en toezichthouders. De voorgenomen bestedingen per thema worden uitgewerkt in een instellingsplan, waarvoor instemming van de medezeggenschap moet worden verkregen. In de jaarverslagen van de instelling vanaf 2019 legt de instelling in een apart hoofdstuk jaarlijks verantwoording af over de voortgang ten aanzien van inhoud en proces. Daarbij komen ook de afspraken met de medezeggenschap over de besteding van de studievoorschotmiddelen terug. De centrale medezeggenschap krijgt in een bijlage van het jaarverslag de gelegenheid om zelfstandig te rapporteren over de besteding van de studievoorschotmiddelen.
De plannen en de realisatie van de plannen worden onafhankelijk getoetst door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De oordelen van de NVAO leiden tot adviezen per instelling aan de minister van OCW. De instellingen worden getoetst aan de hand van de volgende criteria:
- Het plan draagt beredeneerd bij aan kwaliteitsverbetering van het onderwijs.
- De interne belanghebbenden zijn in voldoende mate betrokken bij het opstellen van het plan en er is voldoende draagvlak bij interne en relevante externe belanghebbenden.
- De voornemens in het plan zijn realistisch gelet op de voorgestelde inzet van instrumenten en middelen en de organisatie en processen binnen de instelling.
In 2022 vindt een beoordeling plaats van de realisatie van het plan tot en met 2021, waarbij gekeken wordt naar de voortgang en betrokkenheid van de medezeggenschap en andere relevante belanghebbenden.
De studievoorschotmiddelen worden voor hogescholen verdeeld naar rato van het aandeel van een hogeschool in de studentgebonden financiering in een jaar. In onderstaande tabel zijn de studievoorschotmiddelen opgenomen die in 2019 tot en met 2024 beschikbaar zijn voor het hbo en wo.
In 2018 kwamen de eerste middelen vrij uit het studievoorschot. Omdat deze nog niet vielen binnen de kwaliteitsafspraken in het sectorakkoord is besloten deze middelen konden worden besteed op basis van de bestedingsdoelen uit de Gemeenschappelijke Agenda Hoger Onderwijs van de VSNU, VH, ISO en LSVb uit 2016. Hierin zijn 5 thema’s opgenomen: (1) intensiever, kleinschalig onderwijs, (2) meer en betere begeleiding van studenten, (3) inzet op talentontwikkeling, (4) passende en goede onderwijsfaciliteiten en (5) verdere professionalisering docenten.
Pas als de minister de plannen voor de kwaliteitsafspraken heeft goedgekeurd, ontvangt de hogeschool ook de bijbehorende middelen voor de jaren 2021 en verder. De NVAO beoordeelt de plannen.
Op 5 november 2019 heeft de minister van OCW een brief naar de Tweede kamer gestuurd over de actuele stand van zaken m.b.t. de kwaliteitsafspraken.
We verwijzen naar de websites van het ministerie van OCW en die van de hogescholen voor de laatste stand van zaken.