De Vereniging Hogescholen heeft met belangstelling kennis genomen van de vandaag gepubliceerde adviezen van de Reviewcommissie aan de minister van OCW. “Het is goed te zien dat de Reviewcommissie constateert dat alle hogescholen in de afgelopen jaren met succes ingezet hebben op verhoging van de onderwijskwaliteit en vergroten van de studenttevredenheid. Ook al heeft dit bij een groot aantal instellingen druk uitgeoefend op het diplomarendement”, aldus Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen. “Het is alleen onterecht als enkele hogescholen door een negatief oordeel op één aspect, nl het studierendement, financieel zouden worden gestraft door de minister. Zij hebben zich immers tot het maximum ingespannen en hebben bovendien gedaan wat de minister zelf heeft gezegd: kwaliteit gaat boven studierendement. Daar willen wij met de minister dus over praten."
Verhogen van onderwijskwaliteit
De afgelopen jaren is hard gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs en het niveau van de afgestudeerden. Met resultaat, gelet op de erkenning hiervan door onder andere de Onderwijsinspectie en de accreditatieorganisatie NVAO. Ook voor de komende jaren staat de kwaliteit van onderwijs bovenaan de agenda van de hogescholen om zo het onderwijs naar een nog hoger plan te tillen. De Reviewcommissie constateert in haar adviezen dat de prestatieafspraken van hogescholen over verhoging van de kwaliteit zijn behaald. Daarnaast is in vier jaar tijd een enorme slag gemaakt met de verhoging van het gemiddeld opleidingsniveau van docenten werkzaam bij de hogescholen.
Trilemma
Tegen de achtergrond van de kwaliteitsslag in het hbo, is het verhogen van het studiesucces en tevens het verlagen van het aantal uitvallers en wisselaars een weerbarstig proces, zo blijkt ook uit de vandaag gepresenteerde adviezen. Het weerspiegelt het trilemma in het hbo, zoals al in 2009 door de hogescholen is verwoord in ‘Kwaliteit als Opdracht’: de spanning tussen de kwaliteit en het niveau van de opleiding, de uitval en het diplomarendement, en het niveau van de instroom. Deze opdracht is de afgelopen jaren alleen maar complexer geworden. Hogescholen, zoals die in de Randstad met een zeer heterogene instroom, verrichten grote inspanningen om uitval en studiewisseling in het eerste jaar van de studie terug te dringen. Onder andere door betere voorlichting over de studie, invoeren van de studiekeuzecheck, een intensieve samenwerking met het voorbereidend onderwijs op het terrein van de inhoudelijke aansluiting en een intensivering van de studiebegeleiding. Hogescholen gaan hier met verve mee door, overigens zonder concessies te doen aan de kwaliteit en het niveau van de opleiding.
Diplomarendement
Maar het vraagstuk van het diplomarendement is en blijft complex. Over de volle breedte hebben hogescholen hiermee te kampen. Het hbo is van oudsher de toegang tot het hoger onderwijs vanuit alle lagen van de bevolking en met diverse vooropleidingen (zowel vanuit mbo, havo als vwo). De zes hogescholen die nu een negatief oordeel van de Reviewcommissie hebben hier ook mee te maken gehad, maar zijn niet de enige. De druk op het rendement als gevolg van de ambitie tot verhoging van het hbo-niveau speelt sectorbreed. De hogescholen zien zich hierbij gesteund door de uitspraken van de minister dat prioriteit ligt bij verbetering van de onderwijskwaliteit, ook als dit ten koste gaat van het rendement.
Aandacht voor studiesucces werpt zijn vruchten af
In algemene zin zijn op het gebied van studiesucces positieve ontwikkelingen zichtbaar: de cijfers rond uitval en switch van eerstejaars zijn in de prestatieafspraken gemeten voor het meest recente studiejaar 2014/2015, terwijl het bachelorrendement het cohort betreft dat in studiejaar 2010/2011 begon met studeren. Dat betekent dat de investeringen die de hogescholen de afgelopen jaren hebben gedaan, zoals verbetering van de studiekeuze en intensivering van het onderwijs en studiebegeleiding, naar verwachting de komende jaren ook terug te zien zullen zijn in het diplomarendement.
Financiële consequenties hebben ongewenst effect
De adviezen van de Reviewcommissie vormen de basis voor een binnenkort door de minister te nemen besluit over eventuele financiële consequenties voor de prestatiebekostiging in 2017. De hogescholen die nu een negatief oordeel van de Reviewcommissie hebben gekregen op één van de onderdelen van hun prestatieafspraken hebben de komende weken de gelegenheid om hierover het gesprek te voeren met de minister. Daarbij zal de minister dan ook duidelijkheid moeten geven over de scheidslijn tussen een positief en negatief oordeel, gegeven de toezegging dat daarbij specifiek gekeken wordt naar de omstandigheden waaronder deze resultaten zijn bereikt. De Vereniging Hogescholen heeft zich eerder uitgesproken tegen een mechanisch afrekenen zonder rekening te houden met het verhaal achter de cijfers. De huidige cijfers laten eens te meer zien dat het niet logisch is om zes hogescholen de dupe te laten worden van deze afrekensystematiek. Hogescholen willen hun studenten aanmoedigen voortdurend hoge ambities te stellen. Juist het afstraffen van hoge ambities past niet bij de kwaliteitscultuur die wij in het hbo nastreven.
Verantwoording is en blijft nodig maar niet van boven opgelegd
De Vereniging Hogescholen is van mening dat de overheid moet sturen op afstand en meer ruimte moet geven aan de autonomie van de ho-instellingen, die daarmee – in overleg met de eigen belanghebbenden (studenten, medewerkers, beroepenveld) – beter kunnen inspelen op waar de samenleving behoefte aan heeft. “Ook zonder prestatieafspraken zou de onderwijskwaliteit in het hbo omhoog zijn gegaan en de profilering van hogescholen zijn ingezet. Het is verstandig om de instellingen de ruimte te geven om zelf in nauwe samenspraak met studenten, docenten, lectoren en stakeholders (bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen) instellingsplannen te formuleren met transparante ambities. Daarbij passen geen nieuwe van bovenaf opgelegde prestatieafspraken en stringente verticale sturing”, aldus Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen.